16 december 2010

Ik hoop dat ik bijzonder ben

Schrijven over het openbaar vervoer is als een open deur intrappen. Woorden die de chaos, drukte en overlast uitdrukken als treinen of bussen niet of niet op tijd rijden. Of woorden die het geluk en de verbazing uitdrukken als dat juist een keer wel gebeurt. En vervolgens de herkenning in de reacties van lezers. 
 

1 oktober 2010

'Heb je er last van?'

Het was rustig in de wachtkamer. Een semi-kwaliteitskrant lag naast me op het tafeltje, waar verder enkele semi-interessante vrouwenbladen lagen. De minuscule televisie in het hoekje van de kamer liet zien hoe neushoornen in het wild leven. Meneer de tandarts houdt van National Geographic, denk ik. Of hij denkt dat zijn cliënten daarvan houden. Ik denk dat niet.

Net even voor negenen was het, maandagochtend. Mijn favoriete tijd en dag voor de halfjaarlijkse controle. Een echte aanrader, ook. Geen uitgelopen consulten voor je, waar je een kwartier op moet wachten, want je bent de eerste deze ochtend. En geen vermoeide, lusteloze man die verveeld naar het zeventigste gebit die dag kijkt, omdat jouw tanden de eerste van de week zijn die hij bewondert.


Want dat is ook een reden waarom ik de beste man altijd op de vroege maandagmorgen met een bezoekje verblijdt. Ik hoop elke keer weer dat hij in het weekend tot nieuwe inzichten is gekomen, dat hij fris en uitgeslapen is, en dat hij mijn tandheelkundige problemen op gaat lossen.

“Mijn tanden lijken niet meer zo wit als vroeger”, vertelde ik hem anderhalf jaar geleden. “Kan ik daar iets aan doen? Ik vind het niet zo mooi.” De tandarts keek me aan, ik zag iets van medelijden in zijn ogen. “Tja, dat is erfelijk, de kleur van je tanden. Maar als je er echt last van hebt kan ik je wel doorsturen naar een tandenbleeksalon.” Ik ben niet van plan later voor Prodent te gaan werken. Laat maar.

“Er zitten een paar vreemde barstjes in mijn voortand”, vertelde ik hem een jaar geleden. “Kan dat komen doordat mijn tanden tegen elkaar groeien?” De tandarts schudde zijn hoofd. “Nee, hoor. Maak je maar geen zorgen. Je tanden zijn uitgegroeid. Dat kan helemaal niet.” Ik haalde opgelucht adem en gleed van de stoel af.

“Mijn voortanden groeien over elkaar”, vertelde ik hem een halfjaar geleden. “Moet ik nu een beugel?” De tandarts keek me geruststellend aan. “Heb je er last van?” hoorde ik hem vragen. “Nee”, was mijn antwoord. “Mocht je het ooit vervelend gaan vinden, dan kan ik je altijd doorsturen naar een orthodontist”, zei hij. Ik mompelde nog ‘dankjewel’ en liep de kamer uit.

“Er is een stukje van mijn voortand verdwenen”, vertelde ik hem vorige week. “Zomaar. Ik keek in de spiegel en opeens zag ik dat het weg was.” De tandarts keek uitgebreid naar de plek waar twee weken geleden nog iets, en nu niets meer zat. “Heb je er last van? Is het scherp?” vroeg hij. Ik zei van niet. “Dan doen we er niets aan. Over tien jaar is dat wel weer bijgesleten”, zei hij met een grijns. Onthutst liep ik naar buiten.

Deze week kwamen twee vriendinnen klagend naar me toe omdat hun verstandskiezen getrokken waren. De een met een nog dikkere wang dan de ander. Ik denk dat mijn verstandskiezen nooit getrokken hoeven te worden.

“Heb je er last van?” vroeg de tandarts. “Ja, het doet best veel pijn”, zuchtte ik. “Ach, over tien jaar is dat wel weer over”, zei hij met een grijns.

30 september 2010

Krattenkwaad

Het was vijf over negen in de ochtend en ik zag er een voorbij fietsen. Toen het zeven over negen was, fietste er nog een langs. En toen ik langs de middelbare school reed, fietste er een invasie langs.

Aangekomen bij de universiteit waren ze uit het zicht verdwenen. Hoewel voor mijn ogen fietsen in alle kleuren en modellen opdoemden, rijwielen met vijf bellen op het stuur of vijf spaken in het wiel verschenen en dito eigenaren hun pronkstuk een voor een op slot zetten, zag ik er niet wat ik eerder die ochtend nog zag. De krat was zoek. 


De krat van vijf over negen was een zwarte. Die van zeven over negen was versierd met bloemetjes. En de exemplaren die zich bij de middelbare school in mijn gezichtsveld begaven, liepen uiteen van roze tot wit, van hout tot plastic en van frisdrank- tot bierkrat.

Anno 2010 fietst Nederland op een fiets met krat. Voorop, welteverstaan. Rugzakken: zó 2009. Fietstassen: zó 2008. Maar de fietskrat die ‘zó 1956’ is, mag retro genoemd worden en is dus weer wel hip. Mode is best simpel.

Kenmerkend voor mode is ook de studenten er meestal maar weinig aan meedoen. Natuurlijk, ze proberen het wel. En een enkeling slaagt er ook in. Maar meestal volstaat toch de heilige S-eenheid: spijkerbroek, slobbertrui, sneakers.

Maar het gaat niet alleen om kleding. Ook modieuze accessoires, gadgets en andere attributen doen het meestal slecht onder de dames en heren studenten. Zo ook de fietskrat. Bierkratten zet je niet op een fiets. Die gebruik je als stoel of je levert hem in, zodat je weer een dag kan eten.

Het contrast kan niet groter zijn met de gemiddelde twaalfjarige in Nederland. Jongens kiezen voor de bierkrat (overigens opvallend vaak van het merk Heineken – hoeveel Hertog Jan aanprijzende vaders zouden tegen wil en dank zo’n kratje leeg hebben moeten drinken voor zoonlief?) want “dat is mannelijker”. Meisjes gaan veelal voor de rieten mand met bloemenslingers. “Dat vinden we mooier.”

Mannelijk of mooi, mijn rationele ik is toch ook altijd op zoek naar de functionaliteit van dit soort attributen. Je kan je boodschappen erin kwijt als je rugzak al vol zit, en je kunt snel bij de spullen die je erin vervoert. Prima. Maar je kunt er geen scherpe bochten mee maken, minder goed mee sturen en je fiets valt sneller om, volgens Veilig Verkeer Nederland. Minpuntjes. Om nog maar te zwijgen over de functionaliteit van een bierkrat met vakjes op je fiets. Dan kan je al je spullen in je krat mooi in 24 hokjes rangschikken?

Ik ben er nog niet over uit. Misschien vraag ik er wel een aan Sinterklaas – hoewel fietskratten over drie maanden waarschijnlijk al compleet not done zijn. Wie het wel weet: koop er een op internet voor vijftien euro. Met een leuke bijpassende stoffen polkadothoes voor acht euro erbij. Denk maar niet aan de productiekosten van deze artikelen. Die liggen rond de anderhalve euro. Betaal fijn het tienvoudige en wees hip – voor zo lang het duurt.