9 september 2011

De bibliotheek

Hij keek niet op toen ik het kantoor binnenliep, dat een halve eeuw oud oogde. Het stoffige tapijt paste goed bij de stoffige gordijnen, die op hun beurt weer matchten met het jasje van de man die nu langzaam zijn hoofd ophief.
Een paar vragende ogen keek me aan. Hij kreeg eenzelfde blik terug. “Hallo…”, begon ik. Nog steeds die vragende ogen, die zich verscholen achter een jaren zestig-montuur. “Ik ben op zoek naar een paar artikelen en die schijnen hier te liggen”, meldde ik. Hij keek even op zijn bureau en in het rond, en maar zei niets. Zijn vragende blik maakte plaats voor verwarring. Of misschien was het dat sinds mijn binnenkomst al geweest.

“O, eh, ja”, klonk het plotseling. Hij keek nog steeds wat om zich heen. Ik ook, in afwachting van een antwoord dat mij verder zou helpen in mijn zoektocht naar de huidige verblijfplaats van de benodigde artikelen. Links zag ik een kleine bibliotheek. Tien kasten waren het ongeveer, die door middel van een rij ramen en een houten deur gescheiden werden van het kantoor waar ik nu stond. Rechts was een ander kantoor. Voor mij zat de man met het jasje en de bril achter zijn bureau. Hopen papier hadden zich opgehoopt op de tafels die zijn werkplek afbakenden met de plek waar bezoekers zich dienden te melden.

Ik hield een papier omhoog. “Het gaat om drie artikelen. Van Edwards, Grootendorst en Zarefsky”, vertelde ik. Hij stond op; zijn rommelige, grijze haar danste op zijn hoofd door de plotselinge beweging. De man liep om de stapels en tafels heen en keek mee op mijn lijst. Zijn wenkbrauwen gingen omhoog, hij knikte langzaam.

“Die ken ik niet, eigenlijk. Waar is dat van? Een onbekend gezicht ook hier, de meeste mensen ken ik wel maar jou heb ik nog nooit gezien. Ja, ik heb hier een hoop artikelen en boeken hoor. Zie je, overal hier. Ik sorteer ze graag, dat is wat ik het liefste doe. Een beetje ordenen. Ben er nog niet helemaal aan toegekomen. Maar ik denk dat ze hier ergens moeten liggen, in zo’n map. Dat maken ze dan voor die vakken, hè, die docenten. Kijk: hier, en hier. Van welk vak is het? Aha, dan moet je denk ik daar zoeken, of nee, o, die map is weg. Ik zag net nog iemand ermee lopen. Maar, o – ik weet niet of ze ook nog ergens anders liggen. Hé, die artikelen komen uit een boek, dat ligt ook in de UB volgens mij. Heb je daar al gekeken? Nou, maar dat meisje zal vast zo terugzijn, ik was net even aan het praten met mijn collega toen ze die map meenam. Normaal spreken we dan af wanneer je het weer terugbrengt. Even kijken op de aftekenlijst… volgens mij heet ze Machteld, of nee: Suus. Ja, bekende gezichten hoor. Die meisjes studeren hier dan al een paar jaar. Zal ik haar even bellen anders? Of een mailtje sturen? Ik ken ze goed, ja. Als bibliotheekmedewerker zie je alles langskomen natuurlijk. Je kan ook straks nog even terugkomen. Ja, ik weet niet precies hoe laat Suus die artikelen terugbrengt, ze was net weggelopen met die artikelen toen ik uitgepraat was, met die collega dus… Misschien over een uur? Of drie kwartier? Ja, dat verschilt hoor. Soms zijn ze na vijf minuten weer terug. Maar drie kwartier, ja, dat gaat vast ook wel lukken. Over drie kwartier denk ik. Of langer, maar meestal korter hoor. Ongeveer.”

Ik knikte, keek hem door het hoornen montuur aan, antwoordde “Bedankt” en liep het kantoor uit.

7 september 2011

Mijn bachelor in 500 woorden

Het kostte me de helft van mijn basisschooljaren om haar te voltooien – ik ben er nog niet uit waar ik meer heb geleerd. Ze was interessant. Ze was suf. Ze was veelzijdig. In tegenstelling tot de basisschool, overigens. Een compilatie van de vier jaar die de wetenschap van taal me in haar macht hield.
Zomaar een feestje semantiek.

Een zeer beknopte compilatie, dat wel. Want van de start, drie jaar geleden, kan ik me geen sappige details meer herinneren. Een analyse aan de hand van mijn studieresultaten levert wellicht meer op: van gemiddeld een 7,1 in het eerste jaar vervolgde ik mijn talenpad naar een 6,9 voor de tweedejaars vakken tot een 8,1 voor het afrondende studiejaar. Conclusie: na twee jaar ging de nerdmodus aan.

Kwam het door de niet nader te omschrijven hoeveelheden drank en het omgekeerd evenredig aantal uren slaap na twee jaar studentschap, waar het nu toch maar eens afgelopen mee moest zijn? Kwam het door de minor? Kwam het door het vriendje?

Waarschijnlijk allemaal. Minder hard studeren leverde echter wel de mooiste momenten op. Want die 6,6 voor fonologie 1 heb ik echt niet op eigen kracht behaald, kan ik de nobele lezer melden. Evenals die 6 voor logica. Nee, behoedzaam op het antwoordformulier van mijn slimme buurman, maar meestal –vrouw, kijken, dat deed ik niet. Een lieve lach naar meneer de docent deed echter wonderen. Evenals het volledig falen van alle medestudenten, waardoor de norm wonderbaarlijk genoeg zó werd bijgesteld dat iedereen een voldoende kreeg.

Om nog maar te zwijgen over mentoraat en colloquium. Hallo gratis ECTS! Drie artikelen lezen en wat afstudeerpraatjes aanhoren had ik graag over voor die acht punten. Ik ben jullie de rest van mijn carrière dankbaar.

Maar toch, het was niet altijd rozengeur en maneschijn. Dat eeuwige gestotter tijdens articulatorische fonetiek was geen pretje, en nog minder genoot ik van mijn grootste vijand syntaxis. De steeds verder uitdunnende groep studiegenoten en het gebrek aan contact met hen werkte ook niet mee.

Maar toen was daar de minor journalistiek en nieuwe media. Ik genoot. Voor even. Want na tien maanden spatte mijn nooit getemde droom om journalist Jojanneke te worden uiteen. Ja, de problemen in de media zijn zo groot als Nick Davies omschreef. Nee, daar wil ik niet elke dag mee geconfronteerd worden. Ja, ik bespaar mezelf een leven als regionaal verslaggever.

Ook ontneem ik mij voortaan het plezier dat statistiek heet. Het waarschijnlijk zeer handige, maar door mij nooit begrepen programma SPSS heeft mij tranen over mijn wangen doen biggelen, de ene dag hoofd- en de andere dag weer rugpijn bezorgd. Het heeft me nachten wakker doen liggen en mij verplicht mijn wiskundige connecties weer eens aan te halen. Nooit meer. Nooit.

Altijd weer. Altijd. Taal blijft interessant: tijd voor een master Nederlands. Ik ga er weinig mee betekenen voor de maatschappij. Ik ga er al even weinig mee verdienen. En ik ga er waarschijnlijk niet eenvoudig een baan mee vinden. Dus tot volgend jaar, bij de aflevering 'Mijn werklozenbestaan in 500 woorden'.