25 augustus 2013

Hemel, hel en hakken

Het was een bijzonder moment, die dag in 2009 dat ik mijn eerste paar hakken kocht. Niet te hoog, en met bandje over de voet. Want hé, beginnen doe je bij het begin. De stappers lieten mijn voeten kennismaken met de podologische hel, maar op het gala waar ik ze voor kocht bleek gelukkig dat die pijn omgekeerd evenredig afnam met de geconsumeerde hoeveelheid alcoholische drankjes.

De dag na dit studentenfeest was de toestand van mijn onderstel dusdanig verslechterd dat de hakken zorgvuldig in een kast werden opgeborgen. Terwijl ik op mijn Vans naar huis slenterde zwoor ik eeuwige trouw aan de Sneakergod.

Die spirituele en monogame band hield ruim drieënhalf jaar stand. Want zoals dat vaak gaat met relaties: langzaam maar zeker dooft het vuur. De sneakersleur introduceerde zich, de verveling door platte alledaagsheid. En zo kwam er die dag, eind vorig jaar, dat de peeptoeduivel bezit van mij nam. Hij fluisterde dingen in mijn oor als: “Je gaat afstuderen, Jojanneke. Wat is een afstudeerborrel nu zonder hooggehakt middelpunt?” en “Stiekem wil jij dit ook. Dat weten we allebei.”


De wrede kwelling van drieënhalf jaar eerder leek vergeten. De peeptoes werden aangeschaft. De feestavond was onvergetelijk. De pijn meldde zich de volgende ochtend absent. Ik was om.

De ware vrouw in mij, die zich al zo’n 23 jaar had verstopt, kwam naar boven. Vanaf nu was het tijd voor nog meer vrouwelijks. De inschrijving voor de salsales was dus zo gepiept. Het lesprogramma werd aangevuld met een heuse cursus ladystyling. Vanaf nu zou ik louter sierlijk en gracieus bewegend door het leven gaan.

Op een obscuur industrieterrein kocht ik een speciaal paar kekke salsaschoenen. De combinatie van de bronskleurige stof met de goudkleurige hak stond in mijn ogen garant voor een reeds geslaagd salsa-avontuur. De werkelijkheid bleek weerbarstiger.

Mannen zonder maatgevoel sleepten mij op indrukwekkende wijze door een zaal, terwijl mijn lichaam in poses werd geplaatst die weinig natuurlijk aanvoelden. Andere mannen stelden mij fijnzinnig op de hoogte van hun diner, waarin knoflook een centrale rol moet hebben gespeeld. Dan waren er ook nog de heren die overtuigd waren van het effect dat hun oergeur op vrouwen heeft. Maar ik zette door. De vrouwelijkheid zou overwinnen.

Mijn hoop was gevestigd op ladystyling, een speciale lessenreeks waar geen man aan te pas komt. Tot voor kort deed deze term mij denken aan een vreemd soort solodans, waarbij vrouwen een mix van line dancing en salsa in de praktijk brengen. De eerste les maakte mij twee dingen duidelijk. 1: Die gedachte was onjuist. 2: De gevestigde hoop was onterecht.

Op confronterende wijze werd ik mij bewust van mijn eigen houterigheid. Zonder spiegel dacht ik de blanke tegenhanger van de gekleurde dansjuf te zijn. Met spiegel zag ik hoe mijn armbewegingen zeer natuurgetrouw een epileptische aanval nabootsten. Hoe het vluchtige uitsteken van mijn been leek op een tackle op het voetbalveld. Hoe ik bij elke draai over mijn eigen voeten struikelde.

Na een uur volledig gestyled te zijn plofte ik neer op een bank. De hakken gingen uit. Nu staan ze alweer twee maanden in een hoekje te wachten op een salsa-uitdaging. Maar ik ben genoeg uitgedaagd. De vrouwelijkheid kan wachten. Ik bewandel mijn levenspad op sneakers.

4 augustus 2013

Verstopt aan de Costa

We zaten met z’n tweeën op een Spaanse stoep. Het was kwart over elf in de avond en nog immer warm. Voor ons stonden de twee koffers. Achter ons bevond zich het plaats delict.

Canovas, stond er op de muur. Het was het makelaarskantoor waar we de sleutel van ons vakantieverblijf poogden op te halen, dat volgens Google Maps dan weer een kilometer verderop lag. Twee uur eerder landden we op de luchthaven van Málaga. Nu deed er niemand open bij het pand aan de Calle Rodríguez Acosta.

Onder de sterrenhemel van de high brow Costa del Sol dacht ik daarom nu aan slapen onder een palmboom, met één arm om mijn koffer en één om mijn rugzak. Rampscenario twee: aanbellen bij de Parador aan de overkant, met de vraag of er nog een kamer vrij was. Ergens voelde ik me als die maagdelijke vrouw uit een bijbels verhaal. Duizenden kilometers afgelegd, verlangend naar een fijn verend bed, maar nergens in de wijde omgeving een slaapplek te vinden. Er was slechts één groot verschil. Wij hadden een mobiele telefoon tot onze beschikking.

De vriendin belde het nummer dat op de wand achter ons was te lezen. Een ritmisch gepiep kwam uit de speaker. In gesprek. Het tweede telefoonnummer liet een nog minder succesvol geluid horen. Ik zuchtte onhoorbaar.

Het werd tijd voor grover geschut: het noodnummer in Nederland. “Hallo”, begon de vriendin. “Wij zitten hier in Nerja, Spanje, voor de dichte deur van het pand waar wij de sleutel van ons appartement op moeten halen.” Vol spanning keek ik naar het gezicht van mijn reisgenoot, die de erbarmelijke situatie gedetailleerd uit de doeken deed. Een half uur geleden was het nog haar triomfantelijke blik die ik gadesloeg (“Dat was echt een héél soepele reis!”), nu was het ergernis troef.

Ze hing op. “Jan-Willem gaat het uitzoeken.” Jan-Willem had nachtdienst bij de middelgrote touroperator waar wij onze reis hadden geboekt. Nu moest hij de semi-voorspelbare hollywoodfilm die hij aan het begin van zijn shift had aangezet pauzeren voor twee zeurende jonge vrouwen die tweeduizend kilometer verderop verdomme geen sleutel konden vinden. Hij zuchtte luid, vermoed ik.

Ik ijsbeerde een minuut over het stukje Spaanse stoep en ging zitten. Al wachtend inspecteerden we de verbrande toeristen die in niemendalletjes langs paradeerden. Zo zaten we daar een half uur met onze ziel onder ons arm, tot een weinig inspirerende beltoon ons deed opschrikken uit onze gedachten.

Het was Jan-Willem: hij kon niemand te pakken krijgen, maar hij bleef het proberen. De vriendin reageerde enigszins geïrriteerd. “Wij zitten hier ondertussen een beetje wortel te schieten, dus ik hoop dat je er wat vaart achter kan zetten.”

Daar had ik nog nooit van gehoord. Ik dacht aan konijnen die hun wortels met katapulten wegschieten, uit verveling. Originele beeldspraak weet die reisgenoot te verzinnen, zo rond middernacht, in een nachtelijke Spaanse badplaats, mijmerde ik.

Het wachten duurde voort. Ik keek door de ruit van het vastgoedbedrijf. De op A4’tjes geëtaleerde zwembaden en villa’s leken allemaal op elkaar, net zoals de Britten, Fransozen en Nederlanders die voorbij liepen. Spanjaarden kwamen hier niet.

Plots ging de telefoon weer over. Het was onze Jan-Willem. De sleutel zat in een kluisje dat op de muur van ons appartement bevestigd was. Om dat te openen hadden we een viercijferige code nodig, die hij net voor ons had opgevraagd. Ik drukte mijn reisgenoot een stuk papier onder haar neus. Er werden vier nummers op gekalkt.

We pakten onze koffers, sloften naar het appartement. Om half 1 rolde de sleutel in onze hand. Het enige wat miste was Art Rooijakkers, die ons feliciteerde met het succesvol voltooien van deze eerste opdracht voor Wie is de Mol.