14 december 2015

Het huisfeest

21.50
Ik arriveer op het feest. Er staat een kerststal in de hal en iedereen is verkleed. Ik ben niet verkleed. Het voelt ongemakkelijk.

22.00
Ik zie iemand in een gestreepte korte broek, een gestreept shirt met lange mouwen en een pet op zijn hoofd. Hij is de organisator van het feest en hij is verkleed als Jip. De medeorganisator draagt een keukenschort. Zij is Janneke.

22.05
Het thema van het feest blijkt Buurman en Buurman te zijn. Dan ben ik maar the girl next door.

22 november 2015

Onderweg

De nacht was nog jong, net als de jongens die die bewuste zaterdag mijn coupégenoten waren. Ik was onderweg naar huis. Zij waren onderweg naar bier en muziek. Ze hadden blikjes Heineken in hun hand en een hete aardappel in hun keel.

8 november 2015

Machiel en Machiel

Machiel stelde zich aan me voor als Peter. Naast hem stond zijn vriend, die zich op zijn beurt introduceerde als Machiel. “Peter, Machiel”, herhaalde ik, daarbij opeenvolgend wijzend naar de een en de ander. Ze knikten vrolijk. De twinkeling in hun ogen maakte hen jaren jonger, maar de leeftijd die paste bij hun jongensachtige lach hadden ze allang niet meer.

30 oktober 2015

Het avondconsult

Het was een vredig bestaan in het paddenstoelenhuis, dat je zo zou kunnen noemen omdat het van een afstandje wel iets weg had van een schimmelplant. Een vierkante stam van bruin baksteen met daarop een platgeslagen piramide van oranje dakpannen. Vanuit de keuken had  je een uitzicht dat Hendrik Marsman waarschijnlijk voor ogen had toen hij dichtte over ‘oneindig laagland’. Denkend aan niets hoorde je voor het prieel beesten brommen, snorren, mekkeren, kukelen en briesen. En binnen, daar had je het rijk alleen als na de schemer de luiken werden gesloten.

19 september 2015

Boterhamzakjes

Die vrijdagavond op de sociëteit is alles nog hetzelfde. De schrale bierlucht bij binnenkomst. En daarvoor al, op de binnenplaats: het lid van de Ordecommissie dat mij maant minder luid te spreken. De aftandse dispuutskleding, vol gaten en vlekken, waarmee jongens met slecht geschoren kinnen zich profileren. Het damestoilet, waar op elke deur hospiteer-A4’tjes hangen. De groepjes vrouwen die zich er terugtrekken, om te zitten, roddelen, overleggen.

Mijn telefoon heb ik niet bij me. “Op de soos wordt niet getelefoneerd, anders wordt je telefoon in de spoelbak gedeponeerd.”

1 september 2015

Midlife crisis

Maarten had een nieuwe vriendin. Ze had een Engelse naam met veel letters in een moeilijke volgorde. Ze woonde in Amsterdam en hij was verliefd op haar.

Maarten had ook drie kinderen. En een echtgenote, maar die had hij sinds een jaar niet meer. Hij was van haar gescheiden en boven zijn bedrijf gaan wonen, op een industrieterrein in een onbeduidend dorp in Zuid-Holland. Zijn bed stond naast zijn drumstel.

13 augustus 2015

De kip, de kont en de coftea

In Macedonië leerde ik Gronings. ‘Zo smoor als een hoepel’, bijvoorbeeld. Dat betekent dronken. En puutje: Gronings voor tasje.

26 juni 2015

Met een dj op een dak

Hij was een student, net als ik. Ik zag het toen ik zijn huis binnenstapte. Het was midden in de nacht, of misschien het begin van de ochtend. Het huis was volgestouwd met zaken waar studentenhuizen vol mee staan. Lege kratten bier. Volle kratten bier. Oude fietsen, oude meubels, oude afwas.

28 mei 2015

Misschien wel Arjen

Toen ik het piramidevormige station uitliep, zag ik hem staan. De jongen van wie ik de naam was vergeten. “Hey Jojanneke”, zei hij. “Hoi”, zei ik terug.

Ik had hem ontmoet op de bruiloft van mijn allereerste vriendje. Hij was een gast van de bruiloft die tegelijkertijd in hetzelfde partycentrum plaatsvond. Toen we rond middernacht met oprotkoffie het pand uit werden gewerkt, stond hij daar ook.

18 april 2015

Beter

“Life’s a bitch, and then you die”, zei Floor. Ik was het met haar eens. Mijn verstandskiezen waren die avond getrokken en mijn hamsterwangen waren even gevoelloos als onflatteus. De bak troostijs die ik normaal gesproken uit de vriezer had gerukt, was uit den boze dankzij de twee kersverse wonden in mijn mond. Grote regendruppels vielen uit de donkere hemel. Het achtuurjournaal vertelde over oorlogen in Jemen, Syrië en Nigeria. Dit was genoeg menselijk leed voor vandaag.

En zo kwam het dat ik na datzelfde achtuurjournaal mijn tandenborstel pakte, de mascara van mijn gezicht veegde en onder mijn donzen dekbed kroop. En mij afvroeg of het toeval is dat je zoute tranen in je oren druppelen als je op je rug ligt, of dat de evolutie dat met opzet zo heeft geregeld.

16 februari 2015

Ganzenbord

“Kijk, ik wissel nu mijn kleine fiche in voor de grote. Dat mag, want ze hebben dezelfde kleur.” Ik luister naar mijn achterneefje, die mij de regels van het ganzenbordspel uitlegt. De vorige beurt kwam Wout op een van de vakjes terecht waar hij bij aanvang van het spel een fiche op had gelegd. Nu wisselt hij dat kleine blauwe schijfje in voor een groter exemplaar op een ander vakje. Hij kijkt mij resoluut aan en vervolgt: “Die grote is trouwens veel meer waard, dus nu sta ik voor.”

30 januari 2015

Op de schoolreisjesstoel

Als allerlaatste stapte ik de bus in. De man met de mobiele luidspreker over zijn schouder en de microfoon in zijn hand had me na uitvoerig telwerk toch nog naar binnen gelaten. En hij had goed geteld. Er was nog precies één plekje vrij: de schoolreisjesstoel, de middelste op de achterbank. De plek waar vroeger de coolste klasgenoten achterom gedraaid hun tong uitstaken naar willekeurige voorbijgangers. Nu mocht ik er zitten.

Even daarvoor had ik me op weinig sympathieke wijze tot vlak voor de ingang van de bus gemanoeuvreerd. Een plekje bemachtigen in vervangend vervoer van de NS staat gelijk aan een mini-oorlog. Vuile tactieken worden volop toegepast: de zware aktetas als subtiel pressiemiddel, of de vooruitgestoken voet, waarmee een plek enkele centimeters verderop in de rij geconfisqueerd kan worden.

12 januari 2015

Scheefwonen

Ik ben mijn huis aan het verbouwen. Het duurt nu zo’n zes maanden en het is een gebed zonder end. Maar bidden kan soms best leuk zijn.

Ik voel inmiddels een innige band met het huis. Ik ken haar sterke kanten, haar zwakheden. Ze is 56 jaar jong, houdt niet van waterpas, wel van asbest.

Ingehuurde klussers klagen steevast over mijn huis. “De muren zijn scheef”, zei de stukadoor. “Dat klopt,” zei ik, “maar daar kan jij vast wat aan doen.” Hij zuchtte en ging aan het werk.