Hij was een student, net als ik. Ik zag het toen ik zijn huis binnenstapte.
Het was midden in de nacht, of misschien het begin van de ochtend. Het huis was
volgestouwd met zaken waar studentenhuizen vol mee staan. Lege kratten bier. Volle
kratten bier. Oude fietsen, oude meubels, oude afwas.