Een paar weken voor ik de schrijver ontmoette, zag ik de
kunstenaar opnieuw. Dat kwam zo: ik ontdekte zijn berichtje in het mapje
‘Overige’ op Facebook. Dat had ik, op zijn beurt, ontdekt doordat Ernst-Jan
Pfauth onlangs over dit fenomeen schreef als “de flessenpost van deze tijd”. Ik
werd plotseling overladen door een reeks berichten waarvan ik het bestaan nooit
had durven vermoeden.
De eerste keer dat ik de kunstenaar ontmoette was in het Vredespaleis.
Ik was er aan het werk, hij bezocht het Visitors Centre. Het was een rustige
middag in maart 2013. En zoals dat gaat op rustige middagen: we raakten aan de
praat. Werkelijk geen idee waarover, maar de conclusie was dat we het gesprek
later maar eens moesten voortzetten onder het genot van een goede kop koffie.
Hij zou me opzoeken op Facebook en een berichtje sturen. Ik
ontving niets. Voor mij was het de zoveelste man die zich niet aan zijn
afspraak hield.
Maar de kunstenaar bleek een nobeler persoon dan gedacht. In
het ‘Overige’-mapje zat zijn bericht stilletjes al anderhalf jaar op me te
wachten. Ik was de zoveelste vrouw die een man liet zitten. Nu snap ik waarom
alle vrouwen schelden op alle mannen, en andersom.
Ik voelde me genept (door Facebook), laf (tegenover de kunstenaar) en bovenal voelde ik een sterke drang om mijn excuses aan te bieden. Onbegrip genoeg in deze wereld, en hier had ik de kans om daar een heel klein stukje van weg te nemen. Zonder verwachtingen begon ik te typen: dat zijn bericht al die tijd in de diepe krochten van mijn Facebook-account had gezworven, dat ik het vandaag bij toeval was tegengekomen en dat ik waarschijnlijk minder asociaal was dan hij misschien wel zou denken.
Prompt kreeg ik een berichtje terug: “Maak maar goed met
koffie.”
We hebben drie dates gehad. De koffie kon ons niet meer
redden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten