’s Morgens smeer ik mijn baguette tradition met gezouten boter, het tweede sneetje met crème de marron. Ik drink een kop koffie en pak mijn rugzak. Met mijn koptelefoon op loop ik naar mijn Franse les. Ik stap door, want ik ben net te laat van huis gegaan. Ik weet de weg. Ik weet waar ik door rood kan lopen. Ik weet de namen van de cafés en waar ze goede koffie hebben.
Tussen de Montpelliérains in de ochtendspits lijk ik heel even één van hen. Maar er is geen twijfel mogelijk. Ik ben een toerist.
Want ik draag een T-shirt – geen jas, geen vest, geen sjaal. Die middag zit ik in de zon. Half oktober, 22 graden, de laatste mooie dagen van het jaar. Niet meer die brandende zon die je huid binnen een kwartier rood kleurt. In plaats daarvan: weldadig. Maar hier weet men wel beter. Waar zon is, is niemand. Waar schaduw is, aan de overkant, zijn de terrassen volgepakt met lunchende mensen. Men draagt zonder uitzondering blazers en er zijn dekens over lichamen gedrapeerd. Er staat nog net geen terrasverwarming aan.
Ook als ik betaal wordt duidelijk: ik ben niet van hier. Als mijn bankpas rood-wit-blauw was geweest, had het niet zo opgevallen. In plaats daarvan is-ie knaloranje. En, nog erger: ik betaal niet sans contact. Te vaak weigert de pinautomaat dan. Mensen in de rij ergeren zich aan mijn handeling: de pinpas gaat niet op de automaat, maar erin. Dat levert zó 10 seconden extra wachttijd op. En hâte.
En dan mijn verbazing, elke dag weer.
Dat de straten nat zijn, omdat de gemeente ze heeft schoongespoeld. Mijn eerste reactie is steeds: het heeft vannacht geregend. Dat heeft het niet. Al heel lang niet.
Dat op elke straathoek een opticien zit. Hoeveel brillen heeft een mens nodig?
Om de Jehova’s Getuigen. Ze zijn overal: op het centrale plein van de stad, 200 meter verderop in een winkelstraat, voor een kerk, bij het station en zelfs op het strand. Toewijding en consistentie: Cialdini zou trots op ze zijn.
Om alle briefjes met ‘Fermeture exceptionelle’ op eender welke winkeldeur. Dat kan betekenen: even een boodschap doen, ben zo terug. Of: wij zijn permanent gesloten. En alles daartussenin.
Maar ik doe mijn best. Ook al hoor je het aan mijn accent als ik praat. Nu snap ik waar Sting het altijd over had:
I’m an alien
I’m a
legal alien
I’m a Dutch woman in Montpellier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten