26 september 2014

De avond met de schrijver

De schrijver en ik zaten in het portiek. Het was drie uur ’s nachts en het was stil op straat. Rotterdam sliep, maar ik was klaarwakker. Ik wachtte op de schrijver, die slapjes tegen de bloembak leunde waar hij even daarvoor nog in had gespuwd.

Zes uur en zeven Cointreau eerder zaten we tegenover elkaar in een bruin café. Tussen ons in stond een schaakbord, om ons heen stonden wat gasten te kijken hoe wij elkaars koning mat probeerden te zetten. De pot duurde lang. Er werd meer gepraat dan geschaakt. Over schakers, natuurlijk: Carlsen, Kasparov, Morphy. Over het leven: de liefde, de dood, het doel. Over religie en familie, over de kracht van melancholie.


Hij dronk sinaasappellikeur, ik dronk rode wijn. We begonnen de aanwezigen te observeren. De jongen die beneveld binnen kwam lopen en deed of hij nuchter was. De vaste klant op het hoekje van de bar, die de hele avond nog geen woord gezegd leek te hebben. De drie vrouwen aan de andere kant, niet te missen door het geluid dat ze produceerden. En natuurlijk de barman, die eruit zag zoals je ‘m in een dergelijk café zou verwachten: vriendelijke glimlach, lang, wit haar, de rimpels in het voorhoofd gegriefd.

De schrijver vroeg of ik het Hooglied had gelezen. Vijf weken eerder had ‘ie me verteld dat dat het mooiste boek uit de Bijbel is. Dat was in de trein geweest, een drukke zaterdagmiddag. De stoel naast mij was de enige die nog niet bezet was in de coupé. Ik hielp hem uit te zoeken waar hij moest overstappen: zijn gsm was enkel geschikt voor offline gebruik. Tussen Rotterdam en Leiden werd onze gemeenschappelijke hobby duidelijk. En dus had mij me vanavond uitgedaagd voor een potje schaak.

Ik had het Hooglied inderdaad gelezen. Vluchtig, dat wel. Ik kon me alleen nog de niet aflatende stroom complimenten herinneren, de dartelende hertjes, de bloemen in bloei. Taaie kost. Nooit meer doen.

Plotseling was de schaakpartij afgelopen. Ik deed een overmoedige zet. Mat dreigde, op twee fronten, en ik gaf op. De barman riep voor de laatste ronde. De schrijver bestelde zijn zevende Cointreau, ik had hem allang niet meer bijgehouden.

En nu zat ik alweer drie kwartier hier, in een Rotterdams portiek. Een broze schrijver naast me, een krant in mijn hand. Die gaf de barman me nog mee toen hij hoorde dat de schrijver daar vandaag in had gepubliceerd. Maar het huilen stond me nader dan het lezen. Ondertussen begon mijn telefoon steeds heftiger noodsignalen uit te slaan. Met de laatste acht procent die mijn batterij nog waard was belde ik een taxi. De schrijver liet ik achter, samen met mijn flesje water en een pakje zakdoekjes. What happens in Rotterdam, stays in Rotterdam. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten