16 februari 2015

Ganzenbord

“Kijk, ik wissel nu mijn kleine fiche in voor de grote. Dat mag, want ze hebben dezelfde kleur.” Ik luister naar mijn achterneefje, die mij de regels van het ganzenbordspel uitlegt. De vorige beurt kwam Wout op een van de vakjes terecht waar hij bij aanvang van het spel een fiche op had gelegd. Nu wisselt hij dat kleine blauwe schijfje in voor een groter exemplaar op een ander vakje. Hij kijkt mij resoluut aan en vervolgt: “Die grote is trouwens veel meer waard, dus nu sta ik voor.”

Even werp ik een verbouwereerde blik op het zesjarige jochie. Dan begin ik te knikken. Ik snap het: zoveel mogelijk grote fiches verzamelen. Die zijn veel waard, daarmee kan je het spel winnen.


Dan ben ik aan de beurt. Ik gooi vijf en kom op een vakje met een gans terecht. Dan mag je het hetzelfde aantal ogen verder tellen. “Maar nu niet”, zegt Wout. Niets is wat het lijkt bij een spelletje ganzenbord.

Wout gooit weer. Met de ene dobbelsteen een twee, met de andere een zes. “Nu mag ik zesentwintig stappen vooruit”, deelt hij mee. Ik opper of de getallen niet opgeteld moeten worden, in plaats van achter elkaar gezet. Ik heb het helemaal verkeerd begrepen, blijkt al gauw. “Zo is het spel gewoon.”

We komen steeds dichter in de buurt van vakje 63: het einde. En wie als eerste bij het einde komt, die heeft gewonnen. Je moet precĂ­es op dat vakje uitkomen, weet Wout, want anders moet je het aantal ogen dat je nog over hebt weer teruglopen – van het einde af.

Twee beurten later treft mij dat lot. Gauw zet ik mijn gans een paar stapjes terug, tot vakje 60. Ook Wout heeft geen geluk. Zijn gans moet net als de mijne een paar stappen terug, denk ik nog. Maar dan blijkt dat Wout al heeft gewonnen: hij staat immers op vakje 63.

Oja, hij krijgt ook een bonus van 63 punten, nu hij als eerste het eindpunt heeft bereikt.

Ik schud hem de hand en erken mijn verlies: “Ik moet nog veel leren!”

Wout glundert. “Nog een potje?”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten