30 januari 2015

Op de schoolreisjesstoel

Als allerlaatste stapte ik de bus in. De man met de mobiele luidspreker over zijn schouder en de microfoon in zijn hand had me na uitvoerig telwerk toch nog naar binnen gelaten. En hij had goed geteld. Er was nog precies één plekje vrij: de schoolreisjesstoel, de middelste op de achterbank. De plek waar vroeger de coolste klasgenoten achterom gedraaid hun tong uitstaken naar willekeurige voorbijgangers. Nu mocht ik er zitten.

Even daarvoor had ik me op weinig sympathieke wijze tot vlak voor de ingang van de bus gemanoeuvreerd. Een plekje bemachtigen in vervangend vervoer van de NS staat gelijk aan een mini-oorlog. Vuile tactieken worden volop toegepast: de zware aktetas als subtiel pressiemiddel, of de vooruitgestoken voet, waarmee een plek enkele centimeters verderop in de rij geconfisqueerd kan worden.




Ook ik had me in het gedrang ontpopt tot ware voordringkoningin. Dus toen ik eindelijk recht voor de deur van de bus stond en de NS-medewerker mij vertelde dat er niet meer in paste, moet ik een redelijk hysterische indruk hebben gemaakt. Ik hoorde mezelf wanhopige kreten slaken – “Echt niet? Pas ik er echt niet meer in?” – en barricadeerde de deur met mijn rechterbeen.

In de bus bleek de sfeer echter zeer gemoedelijk. Met telefoons werden thuisfronten op de hoogte gesteld van het naderende vertrek, met koptelefoons werden oases van rust gecreëerd. De opluchting was bijna voelbaar. Her en der werd enthousiast gekwebbeld zoals normaal alleen huismoeders op schoolpleinen dat kunnen. Nu was de bus een schoolplein. Alleen de buutpaal miste.

De man naast mij was ook een kwebbelende huismoeder. “Hoe lang heb jij staan wachten?”, vroeg hij. Ik wist even niet goed wat te antwoorden. Nog geen twee minuten geleden was ik in een non-verbale voordringoorlog verwikkeld met deze kersverse buurman. Nu vroeg hij me poeslief naar de lengte van mijn wachttijd.

“25 minuten”, zei ik uiteindelijk. En dat vond ik lang zat. Maar ik bleek een gelukkige wachter. Mijn buurman had een vol uur staan ijsberen, hopen en prevelen voordat hij in dit voertuig mocht stappen.

Zo ontspon zich een gesprek tussen mijn voormalige grootste vijand en mij. Over verdachte pakketjes, conference calls in de file en de beste tactieken om bekenden in treincoupés te ontwijken. Bij aankomst op onze bestemming vond ik het een beetje jammer dat ik de bus moest verlaten. Ik wierp mijn buurman een vriendelijke glimlach toe en riep: “Werkze nog!”

Hij zwaaide.

Sloten alle grote vijanden zo snel maar weer vrede.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten