7 februari 2016

Robert

Robert kwam naast ons zitten in het restaurant waar ik Francesinha bestelde. “Do you mind…?”, begon hij, maar terwijl hij zijn beleefdheidsritueel uitvoerde had hij zich al geïnstalleerd aan de aangrenzende tafel.

Hij pakte zijn telefoon uit zijn zak, ondernam wat zaken die belangrijk leken en bekeek ons vanachter zijn uilenbrilletje. “How long have you been here? Four days?” Mijn tafelgenoot knikte ademloos. Dat klopte precies. Zaterdag waren we aangekomen op Sal, het Kaapverdiaanse eiland waar het strand moeiteloos overging in de rest van het land – we leefden in een woestijn. Nu was het dinsdag en zaten we in het restaurant dat de Zweedse serveerster van de sappenbar ons had aangeraden.

Robert bekeek mijn bord. “What is thát?” Ik wist het ook niet zo goed. Ik had vandaag besloten iets van de menukaart te proberen wat ik niet kende. Het resultaat was een voedseltoren die nog het meest weg had van een dubbele tosti, drijvend in tomatensaus. De smaak was verrassend goed.

“Where do you stay?”, vervolgde Robert zijn vragenvuur. We vertelden over ons appartement, grenzend aan zee, met een bar om de hoek waar ze de beste Caipiroska’s van de stad serveerden. Robert werkte in een groot resort, vertelde hij. Net buiten Santa Maria, met zeven zwembaden, zes restaurants en dertien bars. “I make problems”, zei hij over zijn werk. “You mean you make solutions?” vroeg ik. Zo kon je het ook zeggen, volgens Robert. Hij fixte dingen.

Robert vroeg of we wilden zien hoe mooi het resort was. Mijn tafelgenoot en ik knikten. Robert grabbelde in zijn tas, legde snel twee bruine strookjes plastic op tafel en maakte wat drukke armgebaren. Zo snel als de toegangsbandjes op tafel waren verschenen, verdwenen ze weer in onze tas. We gingen naar het resort. En wel morgen.


We moesten ons om half 10 melden, had Robert gezegd. Ons kamernummer was 354, we moesten de bandjes alvast omdoen en Robert had geadviseerd een taxi te nemen – dat paste het best bij de status van het hotel. We arriveerden om tien voor half tien. De slagboom ging omhoog en Robert stond klaar. Hij liet ons de spa zien, de gym, de restaurants. “Did you have breakfast yet?”, vroeg hij. Natuurlijk hadden we nog niet ontbeten. We hadden al onze honger opgespaard voor deze all inclusive-dag. Robert wees naar het gebouw waar het ontbijtbuffet werd geserveerd. Tussen neus en lippen door vroeg hij om een tosti met ham, kaas en ei. Dat was geen probleem. Wij fixten dingen.

Ook ’s middags had Robert een verzoek. “A cheeseburger, or some pizza.” Ook dat was geen probleem. Wij fixten dingen. En zo kwam het dat ik in Roberts resort voor het eerst in mijn leven een cheeseburger stal. Toen we de in servetten gewikkelde maaltijd bij Robert langsbrachten gaf hij zijn nummer. “Call me, we’ll grab some drinks tonight.”

Nadat we zowel het toetjesbuffet als de cocktailbar van een uitgebreid bezoek hadden voorzien, besloten we Robert te bellen. Ik gaf zijn nummer aan de receptionist en hoopte van harte dat de man het telefoonnummer van zijn collega niet zou herkennen. Dat leek niet het geval te zijn. “Ah! The Dutch girls!”, hoorde ik Robert zeggen. Hij zou een taxi voor ons regelen. We konden de auto eenvoudig herkennen: “It’s a fancy sports car, with a spoiler, it looks like a Porsche.”


De sportwagen bleek een Toyota Avensis met een luipaarddeken op het dashboard. De versnellingspook leek nog het meest op een vibrator, daarachter waren videobeelden van schaars geklede dansende vrouwen te zien. “We’ll go to Robert’s place”, zei de taxichauffeur. Mijn taxigenoot en ik keken elkaar aan. We gingen niet naar Robert. De inrichting van deze taxi zei genoeg. We sommeerden de chauffeur naar ons appartement te rijden. Die boodschap werd na veelvuldige herhaling begrepen – en na Roberts telefonische toestemming uitgevoerd.

In de lokale bar vonden we de man voor wie we de cheeseburger hadden gestolen. Dit keer droeg hij geen overhemd, maar een iets te groot T-shirt. Voor het eerst zag ik zijn armen, die me deden denken aan enorme kleurplaten. De uitbundige tatoeages liepen van boven tot onder. Weer maakte hij de drukke armgebaren. Vanavond droeg hij geen bril – en dat maakte zijn ogen des te feller.

We bestelden bier, maar dat bleek voor Robert geen optie. Hij liet cola, red bull en een fles whisky op tafel zetten. Opeens waren zijn vrienden overal. Want Robert fixte dingen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten