11 maart 2016

Het weerzien

Het was druk op de dansavond, maar niet zo druk als anders. Zo kon het gebeuren dat hij eenvoudig mijn aandacht op zich kon vestigen toen ik langsliep. “Dans je kizomba?”, vroeg hij. Ik schudde mijn hoofd. “Zal ik het je leren? Alleen als je me vertrouwt, hoor!”

Ik vertrouwde hem. Hij zag eruit alsof-ie verstand van zaken had – precies waar het mij aan ontbrak.

We dansten en ik had geen flauw benul wat ik aan het doen was. Het leek iets te zijn met vijf stappen vooruit, drie stappen achteruit, een stap naar links en een naar rechts, en weer vooruit. Af en toe zat er een body roll in, maar dat mocht ik niet zo noemen van mijn danspartner.

“Ja, nu heb je ‘m!”, zei hij regelmatig. Maar ik had ‘m niet. Het ritme zat niet in mijn lichaam. Als ik niet nadacht volgde ik zijn passen. Als ik wel nadacht, wat het grootste deel van de tijd het geval was – zeker op de momenten dat we zodanig draaiden dat ik mezelf in de spiegel zag stuntelen –, had ik door hoe belachelijk ik hier net niet natuurlijke heupbewegingen stond te maken.


De dj was een vrouw met een rode cape om haar lichaam geslagen. Ze mixte de kizombaplaten zo soepel aan elkaar dat een ontsnapping uit deze danszaal geen subtiele onderneming leek te gaan worden. Waar een salsanummer een duidelijk gemarkeerd einde heeft, gevolgd door een eenvoudig afscheid van de danspartner met een kort “Dankjewel”, leek deze muziekmix geen begin en einde te kennen.

Het moest anders. Een foute pas dan maar, gevolgd door: “Salsa gaat me beter af. Ik ga in de andere zaal weer een dansje wagen.” Hij liep achter me aan en vroeg hoe ik heette. Ik noemde mijn naam en vroeg naar de zijne. “Louis.”

Ik keek hem nog eens goed aan. Dit was ‘m. Ik kende Louis al.

Halsoverkop stormde ik op een vriendin af. “Weet je nog?”, begon ik. “Drie jaar geleden. Hier. Die jongen waarvan zijn moeder tegen ‘m had gezegd dat-ie wat netter met mij moest dansen. Met wie ik een tijdje sms’te. Die ik daarna nooit meer ben tegengekomen.”

Ik zag aan haar ogen dat ze wist over wie ik het had. Toen knikte ze.

“Had je ‘m niet herkend?” Het was een terechte vraag. Dat had ik inderdaad niet. Ik moest denken aan het andere ras-effect: individuen zijn beter in het herkennen en onderscheiden van gezichten van mensen van hun eigen ras dan van mensen van een ander ras.

Louis was donker. Hij leek op zijn eveneens donkere vrienden die naast ‘m stonden toen hij me ten dans vroeg. Maar nu zag ik het. Aan zijn niet-aflatende gegrijns. Even later wist ik het zeker. Weer danste hij die gekke salsavorm, zelfverzonnen figuren op een zelfverzonnen tempo. Ik werd van de ene kant van de zaal naar de andere gezwierd – en weer had ik geen flauw benul wat ik aan het doen was. Ergens halverwege het liedje raakte ik ’m kwijt en boorde de scherpe punt van mijn salsahak zich in mijn rechtervoet. Ik keek naar beneden en zag een groot gat in mijn panty.

Ik besloot naar huis te gaan en Louis vroeg om mijn nummer. “Volgens mij heb je dat al.” Een moment was hij stil – en dat was vreemd voor iemand met niet-gediagnosticeerde ADHD. “Echt?”, vroeg hij toen. “Ik heb je m’n nummer al eens gegeven”, antwoordde ik. “Kijk, je staat hier in mijn telefoon.”

Hij kon het niet geloven. Het was zijn nummer niet, zei-ie. Hij had een nieuw nummer, en de cijfers die onder zijn naam in mijn telefoon stonden vormden niet zijn oude nummer. Hij mompelde iets over KPN en Vodafone en storingen, maar ik wist genoeg.

Onder Louis Salsa voegde ik Louis Salsa Nieuw toe aan mijn contactenlijst. Toen ik thuiskwam zag ik zijn berichtje. “Zin in salsa dansen in de Havana zondag?”

Ik voelde mijn rechtervoet branden en schreef: “Nee, sorry, zondag gaat niet lukken.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten