27 april 2016

De dansers / klein geluk

Ik keek op de klok toen de man in het witte overhemd vertelde dat hij intens kon genieten van het geluid van zijn vaatwasser. Kwart over twee in de nacht. Ik was zonder twijfel te lang gebleven.

Dat had ook voordelen. Waar de dansvloer eerder deze avond nog zwaar overbevolkt was, kon er nu ook gedanst worden zonder ongewenst teen-, elleboog- en schoudercontact. De ruimte deed me niet langer denken aan de afzuigkap van het studentenhuis waar ik laatst te gast was. Daar zag ik het vet rechtstreeks van de afzuigkap in het eten druppelen – net zoals ons eigen zweet deze avond vanaf het plafond op ons neer leek te vallen, als zoute regen op een broeierige dag.

Ik liet me meevoeren door de man met de dikke buik. Tijdens de merengue fluisterde hij in mijn oor dat hij choreograaf was. Ik glimlachte vriendelijk, maar geloofde hem niet. Onze wangen plakten tegen elkaar terwijl we minutenlang heupwiegend tegenover elkaar stonden.


De man in het oranje T-shirt danste bachata met me. Hij vroeg of ik wel eens op dansfeesten in Den Haag kwam. Zoetermeer dan? Hoofddorp? Amsterdam? De kraag van zijn T-shirt was donkeroranje gekleurd van het zweet.

De kale man met het rode shirt strekte zijn hand naar me uit terwijl hij me grijnzend aankeek. Ik pakte zijn hand en volgde zijn salsapassen. Toen begon hij te springen. Gekke bekken te trekken. En trok hij mij weer mee zijn dans in. Ik wilde hem uitlachen en dat deed ik ook.

Ik dacht terug aan de vaatwasser. “Dat soppende geluid, dat vind ik zó fijn om te horen”, had de man gezegd. Nu had hij een nieuw apparaat dat voor hem afwaste. “Maar dat is zo stil. Het maakt alleen een paar piepjes aan het einde van het programma. Ik hoor niet meer hoe de borden schoon worden geboend. Daar baal ik best wel van.”

Toen besefte ik waarom ik werd gegrepen door zijn opmerking. Ik was jaloers op dit kleine geluk. Op de dansende praatjesmaker, op de zonder gêne zwetende bachatadanser, op de springende gekke-bekkentrekker. En op de vriend die me, kijkend naar de inmiddels bijna lege dansvloer, vertelde hoe ASCII-tekens zijn jeugd op z’n kop hadden gezet. Hoe hij had gepuzzeld, gesloopt, geprobeerd. Hoe hij eindeloos had geknutseld, omdat het kon en omdat het mocht.

Ik dacht aan mijn eigen jeugd. Hoe ik verhaaltjes typte in WordPerfect. Hoe ik bedacht, verzon en beschreef. Hoe ik eindeloos met woorden toverde, omdat het kon en omdat het mocht.

Klein geluk kan een vaatwasser zijn. Voor mij is het een tekstverwerker – geen geduldig gesop, wel gemoedelijk getik.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten