23 maart 2018

'Bent u de vrouw van de burgemeester?'

Mijn vroegere docent geschiedenis wist niet meer wie ik was. In het kerkje, het enige stembureau in het buurtschap, keek hij me onderzoekend aan. “Zeg je naam nog eens?” vroeg hij. Dat deed ik, maar er ging geen lichtje branden. Hij dacht na, en ik dacht aan de presentatie over de Korea-oorlog die ik elf jaar geleden in zijn klaslokaal hield. Ik zei toen: “Als u me een 8,5 geeft, sta ik een 8 op mijn eindlijst.”

We reden verder, langs alle stembureaus van de gemeente, dwars door het weidse polderlandschap. Soms moesten we wachten voor wegwerkers die de gehele weg bezetten. Soms moesten we wachten op tegenliggers, die een passage op de smalle strook asfalt onmogelijk maakten. En soms moesten we wachten op een dier dat langzaam zijn weg probeerde te vinden naar de sloot aan de overkant.

“Bent u de vrouw van de burgemeester?” vroeg de dame die uit het volgende stembureau kwam lopen. Ik keek haar verbaasd aan en moest lachen. Het feit dat ik naast de burgervader stond bleek voldoende reden om haar vermoeden uit te spreken. Ik schudde mijn hoofd. De dame herstelde zich: “In het echt bent u veel leuker!” Dat ging over de burgemeester.

Onderweg ontpopte diezelfde burgemeester zich tot een volwaardige toeristische gids. Links en rechts benoemde hij monumentale panden, unieke landschapselementen en historische plekken. Het wanstaltige oranje huis bleek onder architectuur gebouwd. De reeks palen in het water langs het polderweggetje moest de rietkragen beschermen. En het paadje even verderop, langs water en weiland, daar was het heerlijk wandelen.


Op weg naar het kleinste stembureau van de gemeente zagen we de grootste aaneengesloten polder van het Groene Hart. We kwamen niemand tegen. Hier stond de tijd even stil. In de huiskamer van de logeerboerderij bemensten vader en dochter samen het stembureau. Dochter twee zou vanavond komen tellen. Een man in overall kwam het stembureau binnenlopen, zijn pet nonchalant op het hoofd. “Wat is dit allemaal joh?” Reuring in het buurtschap waar reuring niet bestaat. We stapten de auto weer in, dezelfde weg terug.

’s Avonds, tijdens de uitslagenavond van de verkiezingen, kwam de docent geschiedenis naar me toe. “Hoe gaat het nou eigenlijk met je?” Ik vatte elf jaar van mijn leven samen in vijf zinnen en eindigde met mijn baan bij de gemeente, waar ook het buurtschap met het kerkje onder viel. En ik vertelde over de acht die ik op mijn eindlijst had willen hebben – en ook had gekregen. “Soms geef je een cijfer voor een presentatie, een opdracht of toets. Soms geef je een cijfer voor een mens”, zei hij cryptisch. We proostten op een bijzondere dag. “Doe de groeten aan iedereen die je kent”, besloot hij.

Bij dezen. 

2 opmerkingen:

  1. En dan hebben we het nog niet eens over de oud-Koreastrijders.

    BeantwoordenVerwijderen