15 maart 2021

Bijpraten

Sanne belde. Dat is overigens niet haar echte naam, want ik gun haar een anoniem bestaan.

Even daarvoor had ze gevraagd of dat goed was, als ze me zou bellen. Dáár weer voor had ik geantwoord op haar bericht van die ochtend:

Goedemorgen
Hoe gaat het met jou
Jammer dat jij bij Gemmethuis weg ben en ik jou bedank voor jou mooie kaart

Sanne was vier jaar ouder dan ik en maakte schoon op mijn oude werkplek. Helemaal in het begin kwam ze met een speciale bus naar het gemeentehuis. Dat ging zo goed dat ze later zelf met de trein ging. Over die treinrit vertelde ze dan vol enthousiasme, net als over haar altijd aanwezige vakantieplannen. En elke dag was er diezelfde vraag als ze ’s morgens mijn bureau afstofte: “Kom je ook lunchen om twaalf uur?”

Vaak zei ik dat ik het nog niet wist. Iedereen weet dat dat het antwoord is van laffe mensen die geen nee durven zeggen. Soms, eens in de maand, sloot ik toch aan. Dan liet Sanne vol trots haar broodtrommel zien. Vaak zat er iets speciaals in, iets lekkers. Ik reageerde dan amper. Ik was er nooit echt bij. Ook tijdens de lunch was mijn hoofd nog bij mijn werk, bij wat echt belangrijk was.

Die tijden lagen inmiddels ver achter ons. Sinds corona zaten we allebei thuis. Ik klapte op de bank mijn laptop open, maar Sanne zat daar maar. Zonder werk, zonder aanspraak.

Dat had ik me nooit echt gerealiseerd, tot nu. Op het scherm zag ik haar grote, nieuwsgierige ogen en haar inmiddels lang geworden haar. Ik vroeg hoe het met haar ging en ik schrok.

Tijdens de eerste golf was het misgegaan. Sanne was bang. Bang voor corona, om besmet te raken, om anderen te besmetten. Ze durfde het huis niet meer uit, ze durfde geen boodschappen meer te doen. Ze wilde niet meer eten. Ze viel twintig kilo af.

Daarom woonde ze tijdelijk in een ander huis. Met meer begeleiding. Eigenlijk was er geen ruimte, maar speciaal voor haar was het kantoor leeggehaald. Er was een bed neergezet, ze mocht er wat foto’s ophangen. Ze had er haar eigen plekje van gemaakt.

Hoe het nu ging, vroeg ik. “Beter”, zei ze. Hoewel laatst haar huisgenoot uit het raam was gesprongen en zijn rug had gebroken. En twee van haar huisgenoten waren overleden aan corona. Het was wel stil zo zonder hen, zei ze. Maar ze at weer, ze hielp met koken, had laatst een hele pan aardappels geschild voor de stamppot. En voorzichtig aan ging ze soms weer naar de supermarkt.

Op het scherm zag ik een walm voorbij komen. “Ben je thee aan het zetten?”, vroeg ik. “Nee, dat is lavendel. Dat kan je ruiken. De begeleiding zegt dat ik er rustig van word”, antwoordde Sanne. 

“Weet je wat je ook moet zien? Mijn map.” Ze liep even uit beeld en kwam terug met een dikke ordner, volgeplakt met kaarten. “Deze kaarten heb ik allemaal van jullie gehad, van de collega’s van het gemeentehuis.” Ze bladerde door het boek. “Ze passen er niet eens allemaal in, dus ik moet nog een nieuwe map maken. De begeleiding zegt dat dat goed voor me is, dat ik het zo kan verwerken. Kijk, en voorin staat dan Corona 2020-2021.”


De deur ging open, er kwam een vrouw binnen. “O, iemand van de begeleiding is hier. Ik ga ophangen, oké? En dankjewel dus voor je kaart!”

Ik keek naar Sanne, haar ordner en haar geïmproviseerde kantoorkamer. Ik zag haar zwaaien. Ik zwaaide terug en wist dat Sanne me het verschil tussen kennis en wijsheid had geleerd.

1 opmerking:

  1. Ik heb je blog weer gevonden.
    Wat een mooi stukje over een tragisch verhaal!

    BeantwoordenVerwijderen