30 juni 2021

Bondgenoot

De weg naar Tilburg was lang. De media meldden een filerecord, ik volgde omleiding na omleiding en toerde door de Drechtsteden. Ik kruiste de Beneden Merwede, de Boven Merwede, de Maas. Dichter bij mijn bestemming werden de wateren smaller en hun namen onbekender: Gilzewouwerbeek, Aalstraatse Lei, Vossenbergse Loop. Op het Koningsplein stapte ik uit. Bestemming bereikt.

Stefan was er nog niet. Ik belde hem op. “Ik ben er”, zei ik. Een lichte triomf klonk door in mijn stem. Ik was onderweg langs dusdanig veel ongelukken gereden dat mijn heelhuidse aankomst in Tilburg daadwerkelijk als een prestatie voelde. “Waar ben jij?” 

Hij bleek in slaap gevallen, al omschreef hij dat zelf als ‘nog even naar huis gegaan en op de bank gaan liggen’. Op het Pieter Vreedeplein zag ik hem staan. Capuchon op zijn hoofd, grijns op zijn gezicht.

We wisten niet meer zo goed wanneer we elkaar voor het laatst hadden gezien. Twee jaar geleden? Vijf jaar geleden? Ik bleek sinds ons laatste gesprek al twee keer van baan gewisseld. Hij bleek in onze pauze twee jaar een baan te hebben gehad waar ik hem nog nooit over had gehoord. Of ik was het vergeten. Mijn geheugen is verre van volmaakt.

Zijn geheugen bleek vrijwel volmaakt. Stefan lepelde anekdotes op uit onze studententijd. Die keer dat hij wakker werd naast mijn huisgenoot. Dat memorabele feest in de Part Deux, waar de vrouwen in polyester cocktailjurkjes liepen en de mannen in slecht passende pakken. Van mijn blonde vriendin die hij één keer had ontmoet wist hij nog dat ze zulke lekkere taarten bakt.

Ook ik had veertien jaar aan gedeeld verleden om uit te putten. En toch waren bij mij vooral de eerste zomers blijven hangen. Daarin deden we mee aan een groot schaaktoernooi, voetbalden, dronken, praatten we. Leenden we fietsen zonder goedkeuring van de eigenaren, maar zetten we die ook weer keurig terug alsof er nooit 35 nachtelijke kilometers mee waren afgelegd. Jatten we een fles rum uit de drankvoorraad van de lokale scoutinggroep. Bezochten we een attractiepark door over het hek heen te klimmen. Wandelden we eindeloos door het bos. En dat alles ’s nachts. Juist ’s nachts.

Na de gedeelde zomers verloren we elkaar uit het oog. We winkelden wel eens, zaten op talloze terrassen, wandelden door allerhande steden. En zaten uren in de trein, want hij bleef trouw aan zijn geboortestreek en ik aan de mijne. 

 
 
De tijden van weleer zijn voorbij. Toch leek het Tilburgse terras in 2021 op de Dierense camping in 2007. De pils was vervangen door speciaalbier, de tosti’s uit de kantine door cheeseburgers in een restaurant. Maar de inhoud was gelijk. Als bondgenoten bespraken we Boeddha, blowen en bitcoin. We herkenden elkaars dilemma’s over durven, discipline en doen. Ik realiseerde me: tegenover me zit een mannelijke versie van mezelf die onderweg andere keuzes heeft gemaakt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten