4 februari 2021

De belofte

“Verzin er eens wat bij”, zei de bevriende journalist.

Hij had het over mijn verhalen. Want die zijn niet verzonnen. Ze zijn waargebeurd, zelf meegemaakt, oprecht geciteerd. Misschien moest het wel anders, dacht ik nu.

De hoofdpersonen waren altijd passanten in mijn leven. Soms letterlijk, zoals de studenten in de trein van Rotterdam naar Den Haag. Of de schrijver die ik – eveneens – ontmoette in de trein. De trein is sowieso een goede bron voor verhalen. Een vluchtige plek waar uiteenlopende bubbels botsen, als vanzelfsprekend samensmelten en even plotseling weer scheiden.

Ook een goed uitgangspunt: dates. Bruiloften. Feesten in het algemeen. En andersom: een herinnering aan wie er niet meer is. Soms: een goed gesprek met vrienden, een vakantie, een stille overdenking. Zelden: ikzelf.

Je schrijft niet meer zo veel, merkte de schrijvende vriend op – niet te verwarren met de schrijver, overigens. “Zonde”, voegde hij eraan toe.

Ik dacht na en vond de gemene deler van mijn verhalen: de bijzondere ontmoeting. Het gesprek dat je bijblijft, de observatie van een excentrieke vreemdeling of juist van een vriend of geliefde van wie je elk detail kunt uittekenen. 

Het virus kwam, zes maanden nadat mijn sociale leven reeds aan banden was gelegd door een aaneenschakeling van persoonlijke tegenslagen. Ik zat niet meer in de trein, feestte niet meer, er ging gelukkig ook even niemand dood. Dates had ik niet meer sinds de vlinders van wat jaren terug. En goede gesprekken ontstaan in bruine cafés, maar niet via Zoom.

Ik snak ernaar. Nadat mentale hulptroepen mij eindeloos lang adviseerden te ont-moeten wil ik zo graag weer ontmoeten. Zodat ik al die wonderlijke mensen weer in woorden kan vatten.

Maar niet voordat ik het heb geprobeerd. Ik ga verzinnen. Binnenkort. Beloofd. Als daarop maar de belofte van het universum volgt dat de ontmoeting weer mag.

1 opmerking: